All posts by BBMsupport

10sep/20

Terug betalen belastingschuld na bijzonder uitstel van betaling

Verschillende regelingen voor coronasteun lopen door tot 1 juli 2021, maar met het uitstel van belastingbetaling is het kabinet niet zo ruimhartig. Dit uitstel loopt namelijk uiterlijk eind dit jaar af. Maar wel met een ‘ruime’ terugbetalingsregeling voor ondernemers.

Ondernemers kunnen sinds maart uitstel krijgen voor het betalen van tal van belastingen, zoals loonheffingen, vennootschapsbelasting (VPB) en BTW. 

Uitstel belastingbetaling vóór 1 oktober verlengen

Staatssecretaris Vijlbrief wil dat de betalingsachterstanden van ondernemers niet verder oplopen dan noodzakelijk. Daarom komt er geen verlenging van de regeling. Dit houdt in dat ondernemers alleen nog tot 1 oktober 2020 uitstel van betaling kunnen aanvragen. Dat uitstel duurt 3 maanden, en loopt dus uiterlijk tot het eind van het jaar. Na afloop van het uitstel start de Belastingdienst weer met invorderen. 

Dat kan dus vanaf 1 januari 2021 zijn, maar ook al eerder als het uitstel van de ondernemer nog dit jaar afloopt. In dat laatste geval kan het dus raadzaam zijn om het uitstel nog vóór 1 oktober te verlengen.

Ondernemers moeten dus vanaf 2021 weer tijdig hun nieuwe belastingschulden betalen. Bijvoorbeeld de BTW-rekening over het 4e kwartaal van 2020 of de loonheffingen over december 2020. De Belastingdienst adviseert ondernemers die tegen die tijd nog te krap bij kas zitten of om een betalingsregeling af te spreken.

Ruime termijn, gunstige invorderingsrente

Voor de opgebouwde schulden in de uitstelperiode is er een ‘ruimhartige’ terugbetalingsregeling, stelt Vijlbrief. Ondernemers kunnen er 2 jaar over doen, tot 1 januari 2023. Ze betalen dan hun schuld in gelijke maandelijkse delen af, maar meer mag natuurlijk. Lukt het niet in 2 jaar, dan kunnen ondernemers nog contact opnemen met de belastingdienst voor maatwerk. Ondernemers krijgen in december een brief van de Belastingdienst met details over hun betalingsregeling, en in maart 2021 nog een brief met de actuele schuldstand.

Naast de ruime termijn blijven ook de rentes relatief gunstig. Zo is er de invorderingsrente, die de fiscus rekent als belastingplichtigen te laat zijn met hun betaling. Die is nu al tijdelijk op 0,01% gezet, en dat blijft ook in 2021 zo. Ook is er enige coulance met de belastingrente die onder meer in beeld komt als de inspecteur bij de aanslag afwijkt van de aangifte van de ondernemer. De belastingrente staat momenteel ook op 0,01%, maar die gaat in 2021 weer terug naar het oorspronkelijke niveau van 4%. Dat percentage gaat echter in 2021 ook gelden voor de VPB, terwijl dat normaal 8% is.

19mrt/20

Maatregelen Coronacrisus

Het kabinet heeft op 17 maart j.l. een breed pakket aan steunmaatregelen aangekondigd om de Nederlandse economie te stutten tegen de gevolgen van eerder genomen maatregelen om de corona-griepgolf af te remmen. De steunmaatregelen zorgen ervoor dat bedrijven hun personeel kunnen doorbetalen, bieden zelfstandigen een overbrugging en maken via versoepelde belastingregelingen, compensatie en extra kredietmogelijkheden mogelijk dat geld in de bedrijven blijft. Het pakket bestaat uit acht maatregelen waarvan vooralsnog alleen nog de hoofdlijnen bekend zijn gemaakt. Nadere uitwerking volgt nog in de komende tijd. Zodra belangwekkende uitwerkingen bekend worden gemaakt, informeren wij u verder. De thans bekendgemaakte acht maatregelen betreffen de volgende:

1. Tijdelijke tegemoetkoming loonkosten werkgevers
Er komt een nieuwe tijdelijke regeling – Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW) – waarmee bedrijven hun personeel kunnen blijven doorbetalen. Voorwaarde is dat geen personeel ontslagen wordt om bedrijfseconomische redenen. De NOW staat open voor werkgevers die een omzetverlies verwachten van minimaal 20% en duurt maximaal drie maanden. De NOW is een tegemoetkoming in de loonkosten (maximaal 90% van de loonsom, afhankelijk van het omzetverlies). UWV zal een voorschot verstrekken van 80% van de gevraagde tegemoetkoming.. De NOW wordt zo spoedig mogelijk opengesteld . Werkgevers kunnen de tegemoetkoming aanvragen voor een omzetdaling vanaf 1 maart.

2. Inkomensondersteuning zelfstandigen
Er komt een tijdelijke, versoepelde regeling om zelfstandig ondernemers, waaronder zzp’ers, te ondersteunen zodat zij hun bedrijf kunnen voortzetten. Zelfstandigen kunnen voor een periode van drie maanden, via een versnelde procedure bij de gemeente, aanvullende inkomensondersteuning krijgen voor levensonderhoud. Deze vult het inkomen aan tot het sociaal minimum en hoeft niet worden terugbetaald.

3. Versoepeling uitstel van betaling belasting en verlaging boetes
Getroffen ondernemers kunnen eenvoudiger uitstel van belasting aanvragen voor de inkomsten-, vennootschaps-, loon- en omzetbelasting. De Belastingdienst stopt de invordering dan direct. Verzuimboetes voor het niet op tijd betalen, hoeven niet te worden betaald. De invorderingsrente die ingaat na het verstrijken van de betalingstermijn, wordt tijdelijk verlaagd van 4% naar bijna 0%.

4. Aanzienlijke verruiming regeling Garantie Ondernemersfinanciering 
Ondernemingen die problemen ondervinden bij het verkrijgen van bankleningen en bankgaranties kunnen gebruik maken van de Garantie Ondernemersfinanciering-regeling (GO-regeling). Het garantieplafond van de GO-regeling gaat omhoog van 400 miljoen naar 1,5 miljard euro. Met de GO-regeling helpt het Ministerie van Economische Zaken het bedrijfsleven door middel van een 50% garantie op bankleningen en bankgaranties, (minimaal 1,5 miljoen – maximaal 50 miljoen euro per onderneming). Het maximum per onderneming wordt tijdelijk verruimd naar 150 miljoen euro.

5. Rentekorting kleine ondernemers op microkredieten Qredits
Kleine en startende ondernemers in met name de horeca, detailhandel, persoonlijke verzorging, de bouw en zakelijke dienstverlening kunnen onder voorwaarden financiering krijgen van microkredietenverstrekker Qredits. Qredits biedt kleine ondernemers die geraakt worden door de coronaproblematiek uitstel van aflossing op krediet voor de duur van zes maanden en een verlaging van de rente gedurende deze periode tot 2%.

6. Tijdelijk borgstelling voor land- en tuinbouwbedrijven 
Land- en tuinbouwbedrijven kunnen vanaf 18 maart 2020 makkelijker geld lenen. Er komt een tijdelijke borgstelling voor werkkapitaal onder de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL-regeling). Daarmee staat het kabinet borg voor de kredieten van agrarisch ondernemers.

7. Overleg met gemeenten over toeristenbelasting en met cultuursector
Het kabinet gaat in overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) voor tegemoetkomingen in lokale heffingen van ondernemers. Insteek is om het opleggen van (voorlopige) aanslagen stop te zetten en al opgelegde aanslagen in te trekken. Dit betreft met name de toeristenbelasting. Verder is het Rijk met de cultuursector in overleg over maatwerkmaatregelen.

8. Compensatieregeling getroffen sectoren (ministerie van EZK)
Verschillende sectoren worden extra hard getroffen door eerdere gezondheidsmaatregelen van het kabinet. Het betreft met name de verplichte sluiting van horecabedrijven en ook de annuleringen in de reisbranche. Zij kunnen hun gederfde inkomsten moeilijk inhalen wanneer het coronavirus achter de rug is. Het kabinet komt daarom met een compensatieregeling voor deze bedrijven. Deze wordt nu uitgewerkt en met spoed voorgelegd aan de Europese Commissie voor de beoordeling op (geoorloofde) staatssteun.

Aanmelden en informatie

Banken kunnen aanmeldingen voor de verruimde kredietregelingen (BMKB en GO) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland doen, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Ondernemers melden zich bij hun kredietverstrekker. Voor de belastingmaatregelen kunnen ondernemers terecht bij de Belastingdienst Zakelijk via Belastingdienst.nl/coronavirus. De regelingen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden zo spoedig mogelijk opengesteld.

Bron: FiscaalTotaal

28jan/20

Studiekosten

Studie- en opleidingskosten

De relatie studiekosten en belastingen blijft een item die regelmatig besproken wordt. Het vooral de vraag of de betreffende studiekosten als ondernemingskosten gezien mogen worden want dat hebben wij als ondernemers graag. De reden dat wij dit zo graag willen is dat de studiekosten, en wat daarmee samenhangt, fiscaal vriendelijker wordt gewaardeerd als de studiekosten welke we in de privé́ gedeelte van het belastingbiljet mogen invullen. Over deze kwestie zijn veel onduidelijkheden en de hoge raad heeft een belangrijke uitspraak heeft gedaan in deze problematiek. 

Laten we bij het begin beginnen: 

Wanneer je een opleiding, cursus of seminar volgt, kan je de kosten hiervan wellicht in jouw aangifte inkomstenbelasting of als bedrijfskosten aftrekken. Er zijn in feite 3 mogelijkheden: 

  1. Hobby: 
  2. Voor toekomstige beroep of functie 
  3. Als ondernemingskosten 

Eigenlijk hoeven we het niet te hebben over studiekosten in de hobbysfeer, want dat wordt het vanzelf als het niet bij 2 of 3 ondergebracht kan worden. Laten we dan ook met 2 starten: voor toekomstige beroep of functie: 

Studie voor toekomstig beroep of functie 

Scholingsuitgaven zijn de uitgaven die wegens het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning zijn gedaan voor: (Art. 6.27 Wet IB 2001) En vervolgens krijgen we een opsomming welke kosten er afgetrokken mogen worden. Meer interessanter is welke kosten er niet afgetrokken mogen worden: 

  • Reiskosten niet aftrekbaar 
  • Verblijf- en hotelkosten niet aftrekbaar 
  • Eerste 250 euro niet aftrekbaar (drempel) 
  • Maximum € 15.000 (buiten de standaardstudieperiode) 

Daarnaast tellen de uren besteed aan de opleiding of studie niet mee voor het uren criterium!!! 

Als ondernemingskosten 

Als we het bovenstaande lezen bij 2 dan hebben we natuurlijk veel liever dat de studiekosten gezien worden als ondernemingskosten. Immers alle uitgaven die nodig zijn voor de bedrijfsvoering, gedaan zijn uit zakelijke overweging en in directe relatie staat tot de onderneming zijn als kosten in mindering te brengen van de winst. Daarnaast is: 

  • Reiskosten aftrekbaar (tezamen met verblijfkosten max € 1500,-) 
  • Verblijf en hotelkosten aftrekbaar (max € 1500,-)
  • Geen drempel 
  • Geen maximum 

En alle uren die te maken hebben met de studie of opleiding mogen meegeteld worden voor het urencriterium!! 

Ik denk dat ik wel weet waarvoor we gaan kiezen, maar helaas heeft de overheid de keuze voor ons gemaakt of het scholingsuitgaven zijn of ondernemingskosten. De keuze wordt bepaald door het criterium of de opleiding of studie beoogt het op peil houden van je kennis/vaardigheden of het uitbreiden hiervan. Bij het op peil houden (denk aan het behalen van voldoende PE-punten, accreditatie-punten etc.) mogen de kosten gezien worden als ondernemingskosten met alle voordelen van dien. Bij het verwerven van nieuw kennis of vaardigheden mogen de kosten niet als ondernemingskosten gezien worden en zeer waarschijnlijk onder scholingsuitgaven vallen (en als het hier ook niet onder valt als uitgaven voor hobby). 

Ik ben belastingconsulent en ga de opleiding voor belastingadviseur volgen= Scholingsuitgaven Een pedicure gaat de opleiding van medisch pedicure volgen=scholingsuitgaven
Een klusbedrijf veel werkzaam in een Chinese wijk gaat Chinese taal leren= scholingsuitgaven Een groenteboer gaat een IT-cursus volgen om zijn producten ook online bestelbaar te laten zijn= scholingsuitgaven 

Tot 23 december 2016 was de belastingdienst in de beslissing wel of geen ondernemingskosten vrij simpel: wel of niet op peil houden. Maar een uitspraak van de hoge raad (voor de puriteinen hr2016:2901) heeft enige nuancering toegepast maar het criterium “op peil houden” wel gehandhaafd. Enkele belangrijke regels uit deze uitspraak: 

  • Op grond hiervan waren studiekosten alleen aftrekbaar als deze zien op het op peil houden van kennis 
  • “op peil houden” heeft ook een economische betekenis 
  • Ook de aanvulling van kennis, die nodig is om de economische positie van de onderneming te handhaven valt hieronder 
  • Het op peil houden van kennis houdt op daar waar de kennisvergaring ziet op uitbreiding van de vakbekwaamheid, waardoor ook de aard van de producten (lees ook diensten) wijzigt. De economische identiteit van de onderneming wijzigt dan. 

Vooral “de aanvulling die nodig is om de economische positie te handhaven” geeft mogelijkheden. Maar uiteindelijk is de scheidslijn tussen het op peil houden van kennis en kennisvergaring als uitbreiding van de vakbekwaamheid dun. Een wijziging in de economische identiteit wijst op het laatste. 

Hoe ga je hier nu mee om? Bij twijfel of de betreffende studie of opleiding scholingsuitgaven zijn of ondernemingskosten kan gekozen worden om het onder te brengen als ondernemingskosten. Meestal zijn de reiskosten niet groot en is er van verblijfkosten geen sprake. De eventuele navordering overleef je dan wel. Zeker als de bedragen niet groot zijn. Anders wordt het als de uren besteed aan de opleiding een doorslaggevende factor is voor de ondernemersaftrek (zelfstandigenaftrek en startersaftrek). De financiële gevolgen kunnen dan groter worden. Dan rest vooroverleg met de belastingdienst om uitspraak te doen of de studiekosten gezien mogen worden als ondernemingskosten. 

I

administratie belasting particulieren

Belastingplan 2020

Tariefschrijven

Op dit moment bestaan er 4 tariefschrijven voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Dit gaat vanaf 2020 naar 2 schrijven. Namelijk een schrijf van 37,35 % tot een belastbaar inkomen van € 68.507 en een schrijf van 49,5% voor een belastbaar inkomen vanaf € 68.507. Stel dat je in de nieuwe 1e schrijf valt, en dat zijn de meeste van ons, dan hoeft het geen belastingvoordeel te geven. Nu heb je namelijk in 2019 in de 1e schrijf een heffing van 36,65% tot € 20.384 belastbaar inkomen en 38,10% in de 2e en 3e schrijf. 

De vereenvoudiging lijkt dus een deel in het voordeel van de belastingdienst want niemand valt meer in de “goedkope’ schijf van 36,65% en dat treft dan vooral de ondernemer met een relatief laag belastbaar inkomen. Voor degene die in de nieuwe 2e schrijf valt van 49,5% lijkt het wel gunstiger te worden want de heffing in de “duurste” 4e schrijf is nu nog 51,75%. Ik zeg hierbij in beide gevallen “lijkt” want bovenstaand verhaal is 100% waar, maar wel in combinatie met andere maatregelen waardoor de uitkomsten uiteindelijk kunnen veranderen.

Inkomensafhankelijk bijdrage zorgverzekeringwet

Naast inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen betaald een ondernemer ook een bijdrage voor de zorgverzekering. Voor werknemers wordt dit door de werkgever betaald. Dat is een percentage over de belastbare winst en is dit jaar 5,7%. Volgend jaar gaat deze premie naar 5,45% en dat is dus een opsteker! Nadeel is wel dat de maximumbijdrageloon (of belastbare winst) omhoog gaat van € 55.927 naar € 57.214. Als je winst dus lager is dan € 55.214 zal je voordeel hebben aan de tariefsverlaging.

Zelfstandige aftrek

Op dit moment heeft ieder ondernemer die minimaal 1225 uur per jaar besteed aan zijn onderneming (en) recht op de zelfstandige aftrek van € 7.280 waarover geen belasting betaald hoeft te worden. Vanaf 2020 wordt deze de aankomende 8 jaar ieder jaar € 250,- minder en het 9e jaar € 280,- waardoor het bedrag aan zelfstandige aftrek na 9 jaar op € 5.000 uitkomt. Stel dat we uitgaan van een IB/PVV van 37,35% en ZVW van 5,45% per jaar dan lever je het aankomend jaar € 107,- netto in. Het 2e jaar daarop € 214,-, het 3e jaar € 321,-. etc. het werkt namelijk cumulatief.

Deze beslissing is genomen om de fiscale verschillen tussen werknemers en zelfstandige ondernemers kleiner te maken. Voor ons als ondernemer is het een nadelige maatregel.

Arbeidskorting

De arbeidskorting gaat flink omhoog de aankomende jaren. Deze is nu maximaal € 3.399 en gaat in 2020 naar maximaal € 3.819 en in 2021 naar € 4.143. Dit is zeker een maatregel waar je vrolijk van kan worden en dan vooral voor de ondernemers met een winst ( arbeidsinkomen) tot maximaal € 34.989 per jaar. Boven dit bedrag wordt de arbeidskorting gekort met 6% over de hogere arbeidsinkomen . Want zoals je waarschijnlijk weet is de hoogte van zowel de algemene heffingskorting als de arbeidskorting afhankelijk gemaakt van het inkomen.

Algemene heffingskorting

Ook deze gaat omhoog van € 2.477 dit jaar naar € 2.711 in 2020. Op zich ook weer positief. Het is hierbij echter wel zo dat de afbouw van de algemene heffingskorting bij een belastbaar inkomen dat hoger is dan € 20.711 sterker afneemt in 2020 dan in 2019. Namelijk 5,672% ten opzichte van 5,147% in 2019. 

Huurwaardeforfait

Lijkt wel aardig dat de huurwaardeforfait omlaag gaat in 2020, althans voor de woningen met een WOZ waarde lager dan € 1.060.000, maar gezien de waardestijging van woningen (lees WOZ waarde) en de beperking van de aftrekmogelijkheden van de hypotheek zal er denk ik niemand er op vooruit gaan.

Aftrekbeperking kosten rente hyptheek

Het maximum tarief waartegen je hypotheekrente kunt aftrekken zal vanaf 2020 versneld verlaagd gaan worden net als vele ander persoonlijke aftrekposten zoals alimentatie, zorgkosten, etc.. Dit gaat in stappen van 46% in 2020 naar 37,05% in 2023. Dit zal vooral de ondernemers raken die met een deel van het inkomen in het 2e tariefschrijf (49,5%) belast worden.

Elektrische auto op de zaak

Op dit moment is een elektrische auto “op de zaak” fiscaal zeer aantrekkelijk maar dat gaat fors veranderen. Dit jaar is het zo dat de eventuele bijtelling van een elektrische auto tot een cataloguswaarde van € 50.000 neerkomt op maar 4%. Dat is een korting van 18% op het normale tarief van 22%. Boven de waarde (cap) van € 50.000 is het tarief nu 22% bijtelling. Volgend jaar gaat de bijtelling naar 8% om vervolgens door te stijgen naar 22% in 2026. Daarnaast daalt de cap ieder jaar naar een waarde van 0. Uiteindelijk zal dan in 2026 de bijtelling van een elektrische auto volledig 22% zijn en gelijkgetrokken met de bijtelling van een brandstofauto.

Voor wie overweegt een elektrische auto zakelijk te nemen dan is het nu een goede timing. Je mag namelijk de in het aanschafjaar (nieuwe auto) geldende bijtelling 5 jaar na aanschaf hanteren. Dit vanaf de 1e in eerste maand na tenaamstelling. Maar het kan ook interessant zijn om een 2e hands aan te schaffen. Want de 5 jaar wordt niet onderbroken door wisseling van eigenaar.

Studiekostenaftrek

De huidige aftrekmogelijkheid voor studiekosten via het privé gedeelte van de belastingaangifte zal eindigen op 31-12-2021. Hiervoor komt in de plaats het STAP-budget (STimulans ArbeidsmarktPositie) waarbij je een budget voor een studie gaat aanvragen bij het UWV. Zoals het er nu naar uitziet zal dit maximaal 

€ 1000,- per deelnemer per jaar zijn en rechtstreeks worden overgemaakt naar de instelling die de studie verzorgt. Of dit een slechtere regeling is dan de huidige is naar mijn idee niet te zeggen en afhankelijk van de kosten van de studie. In de hudige regeling heb je een drempel van € 250,- voordat je überhaupt studiekosten mag aftrekken. Daarnaast zijn de plannen nog niet volledig uitgewerkt. Denk bijvoorbeeld aan meerjaars studies waarmee er een overlapping is. 

De studiekosten staan los van de cursussen, workshops, etc. die een ondernemer volgt om zijn kennis en vaardigheden op peil te houden. De kosten verlopen via het ondernemersgedeelte van de aangifte en daarmee als kosten in de resultatenrekening.

Box 3

Als we al spaarcenten hebben dan krijg je daar niets voor (spaarrente) als je het op de bank zet en moet je er ook nog belasting over betalen. En dan hebben we het nog niet over de inflatie. Het gaat tergend langzaam met de maatregelen van de regering om deze onrechtvaardigheid recht te trekken, maar er zijn gelukkig wel stappen gemaakt. Zo zijn de vrijstellingen omhoog gegaan en het forfaitair rendement aangepast. Vanaf 2022 zullen belastingplichtigen die minder dan € 400,- aan rente genieten per jaar geen box 3 heffing meer hoeven te betalen. Bij de huidige rentestand is dat een vrijstelling van € 440.000. 

Zover is het niet, maar het forfaitair rendement op sparen is voor 2020 vastgesteld op 0,06 % (in 2019 0,13%) en voor beleggen op 5,33% (in 2019 5,6%). Bij vermogens tot € 72.797 wordt 2/3 deel belast tegen 0,06% en 1/3 tegen 5,33%. Als je vermogen hoger is dan wordt de verhouding aangepast waarbij het deel beleggen toeneemt. Het is nog even niet anders.

Vennootschapsbelasting

Goed nieuws voor de DGA’s. De VPB gaat geleidelijk omlaag van 19% in 2019 naar 16,5% in 2020 en 15% in 2021. Dit tot een winst tot € 200.000. Daarboven is het tarief 25% en wordt pas aangepast in 2021 naar 21,7%.

Naar mijn idee zijn bovenstaande onderwerpen voor de ondernemer, en natuurlijk ook deel voor de particilier, wel de belangrijkste. De meeste maatregelen zijn voordelig voor de ondernemer. Het wordt anders als je tot de “grootverdieners” behoort. Buiten de maatregelen zijn ook je privéomstandigheden van invloed of het pakket gunstig of minder gunstig uitpakt. Een roker zal het bijvoorbeeld in 2020 meer gaan betalen voor rookwaren door accijnsverhoging, etc. Maar resumé: op de afbouw van de zelfstandige aftrek na is het geen slecht pakket.

Als laatst kan ik nog melden dat volgend voorjaar een voorstel van de sociale partners wordt verwacht over het invoeren van een verplichte AOV (ArbeidsOngeschiktheidsVerzekering) voor de ZZP’r. Het zal spannend worden hoe deze eruit gaat zien!

Nieuwe KOR per 1 januari 2020

Nieuwe kleineondernemersregeling (KOR) per 1 januari 2020:

Omzetgerelateerde Vrijstellingregeling van Omzetbelasting (OVOB)

Vanaf volgend jaar (2020) wordt de kleineondernemersregeling in de omzetbelasting vernieuwd. Wat betekent dit en kunt u er ook gebruik van maken? Zo ja, wat moet u daarvoor doen en op welke termijn?

In de omzetbelasting kennen we momenteel een speciale regeling voorkleinere ondernemers. Deze regeling gaat vanaf volgend jaar plaatsmaken vooreen andere regeling. 

Huidige regeling t/m 2019.De bestaande kleineondernemersregeling (KOR) betekent dat u een korting krijgt op de af te dragen btw, als deze niet meer dan € 1.883 per jaar bedraagt. Dit betreft dus de te betalen btw, na aftrek van de door u betaalde voorbelasting. U hoeft in het geheel geen btw af te dragen als dit bedrag per saldo niet meer bedraagt dan € 1.345 per jaar. Boven dit bedrag krijgt u een korting, die afloopt naar nihil bij € 1.883 aan af te dragen btw. 

Nieuweregeling vanaf 2020

Omzethoogte bepaalt.In de nieuweregeling is niet langer de af te dragen btw beslissend, maar de hoogte van de btw-belaste omzet. Tot een btw-belaste omzet van € 20.000 per jaar kunt u opteren voorde nieuwevrijstelling. De omzetgrens geldt ook als het eerste jaar feitelijk korter is, omdat de onderneming is gestart. 

Onder de nieuweregeling brengt u geen btw meer in rekening, kunt u geen btw meer aftrekken en doet u ook geen aangifte meer voorde btw. U moet wel uw omzet bijhouden, anders is het niet te controleren of u wel onder de grens blijft. Wie zich aanmeldt voorde regeling, moet deze minstens drie jaar lang naleven. Dit kan negatief uitpakken in jaren waarin er fors wordt geïnvesteerd, omdat u de voorbelasting op uw investeringen niet kunt terugkrijgen. De regeling is dan ook niet verplicht.

Overschrijding omzetgrens

Het kan gebeuren dat u in de loop van een jaar een dusdanig hoge omzet genereert, dat u boven de omzetgrens uitkomt. In dat geval voldoet u bij het verrichten van de prestatie waarmee u de grens overschrijdt niet meer aan de fiscale voorwaarden. Dit betekent dat alle leveringen en diensten die u verricht na die overschrijding plus de prestatie waarmee u de grens overschrijdt zelf, niet langer onder de vrijstelling vallen. Vanaf dat moment gaan de normale btw-regels gelden en bent u ook verplicht op de normale wijze btw-aangifte te doen. Op dat moment moet u ook de inspecteur verzoeken om uitgenodigd te worden tot het doen van aangifte. Ook moet u vanaf dan weer volledig voldoen aan uw administratieve verplichtingen.

U kunt zich vanaf 1 juni 2019 bij de Belastingdienst aanmeldenvoorde nieuweregeling die op 1 januari 2020 ingaat. Uw aanmelding moet uiterlijk 20 november 2019 binnen zijn, als u de regeling per 1 januari 2020 wilt benutten. Aanmeldenkan via een formulier wat dan te vinden is op de site van de Belastingdienst.

Nieuw BTW nummer per 1 januari 2020

In een brief aan de Tweede Kamer kondigt de staatssecretaris aan dat alle eenmanszaken in Nederland vóór 1 januari 2020 een nieuw btw-identificatienummer krijgen. Daarmee voldoet de Belastingdienst aan de eis van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om te komen met een alternatief voor het huidige nummer, dat het burgerservicenummer (BSN) bevat.

In de huidige btw-nummers is het BSN herkenbaar. Omdat eenmanszaken dit btw-nummer moeten vermelden op hun facturen en vaak ook op hun website, is hun BSN daarmee ook openbaar. Dat maakt hen gevoelig voor identiteitsfraude.

In het voorgestelde alternatief wordt aan alle eenmanszaken een nieuw btw-identificatienummer uitgereikt, dat zij bijvoorbeeld gebruiken voor vermelding op hun facturen en op hun website. Hiermee wordt het risico rond identiteitsfraude verminderd en de privacy versterkt.

Voor de betrokken ondernemers betekent het dat zij eind 2019 een nieuw btw-identificatienummer krijgen en hun eigen administratie en praktijk daar ook per 1 januari 2020 op moeten aanpassen. Ook leveranciers van administratieve software zullen moeten zorgen dat hun producten met het nieuwe nummer overweg kunnen.

In de interne systemen van de Belastingdienst blijft het bestaande, op het BSN-gebaseerde nummer in gebruik. Dat kan ook omdat het hier gaat om interne verwerking door de overheid, waar het BSN voor is bedoeld. Het nieuwe btw-identificatienummer is voor extern gebruik en wordt bij contacten met de systemen van de Belastingdienst automatisch ‘vertaald’ naar het oude nummer. Hiermee kan de interne verwerking door de Belastingdienst ongestoord verlopen.

13feb/18

Opschorting handhaving wet DBA

De opschorting van de handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) is verlengd tot 1 januari 2020. Dat betekent dat opdrachtgevers en opdrachtnemers tot die tijd geen boetes of naheffingen krijgen als achteraf geconstateerd wordt dat er sprake is van een dienstbetrekking. Wel gaat het kabinet de mogelijkheden voor de handhaving van kwaadwillenden vanaf 1 juli 2018 verruimen. Dit schrijven de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer.

Tot die tijd wordt de opschorting van de handhaving verlengd en blijft de huidige situatie onveranderd voor opdrachtgevers en opdrachtnemers. Zij krijgen geen boetes en naheffingen. Wel kunnen ze in afwachting van nieuwe wetgeving en bij onzekerheid altijd contact opnemen met de Belastingdienst om afspraken te maken.

Bij kwaadwillenden handhaaft de Belastingdienst wel. Per 1 juli 2018 richt de handhaving zich niet langer alleen op de ernstigste gevallen, maar ook op de andere kwaadwillenden. Het kabinet geeft hiermee gehoor aan de toenemende onvrede over mogelijke schijnzelfstandigheid bij voornamelijk de onderkant van de arbeidsmarkt.

De Belastingdienst kan handhaven bij kwaadwillenden als zij de volgende drie criteria alle drie kan bewijzen:

– er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking;
– er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid;
– er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

01dec/16
administratie aftrek kosten scholing

Aftrek scholingskosten blijft voorlopig bestaan

administratie aftrek kosten scholingDe opmerkingen vanuit de Tweede Kamer en de reacties uit het veld zijn voor het Kabinet aanleiding de Kamer te verzoeken de behandeling van het wetsvoorstel Fiscale maatregelen Rijksmonumenten en scholing aan te houden. Dit schrijft minister Bussemaker (OCW) in een brief aan de Tweede Kamer.

Dit betekent feitelijk dat de mogelijkheid van fiscale aftrek voor het onderhoud van monumentenpanden in 2017 blijft bestaan. Voor de scholingsuitgaven zal de Kamer nog een brief ontvangen waarin de voucherregeling zodanig is uitgewerkt dat besluitvorming mogelijk is om per 2018 de fiscale aftrek scholingsuitgaven af te schaffen.

Bussemaker laat weten dat zij de komende periode gebruikt om verder te werken aan de nieuwe subsidieregelingen ter vervanging van beide fiscale aftrekregelingen. In het vervolg van de brief gaat de bewindsvrouw in op de toezeggingen nadere informatie te sturen over de fiscale aftrek voor het onderhoud aan monumentenpanden en de aftrek scholingsuitgaven.

Minister Dijsselbloem (Financiën) heeft de Tweede Kamer een nadere toelichting gestuurd op de budgettaire inpassing van de voucherregeling voor werkenden die de aftrek scholingsuitgaven per 2018 gaat vervangen (zie bijlage).

28okt/16
administratie kantoor thuis aftrek

Kosten werkruimte in huurhuis toch niet aftrekbaar

administratie kantoor thuis aftrekStaatssecretaris Wiebes van Financiën komt binnenkort met een nota van wijziging waarin is opgenomen dat zzp’ers hun huur niet meer mogen aftrekken als zij 10% van de huurwoning als werkruimte gebruiken. Hiermee wordt het oordeel van de Hoge Raad aan de kant geschoven.

In augustus van dit jaar gaf de Hoge raad aan dat ondernemers voor de inkomstenbelasting de door hen betaalde huur mochten aftrekken als zij 10% van hun huurwoning gebruikten als werkruimte. De staatssecretaris heeft nu een einde gemaakt aan deze regeling omdat hij, door alle aandacht die het arrest heeft getrokken, verwacht dat het de schatkist te veel gaat kosten.

Daarnaast ontstond er door het arrest een ongelijkheid tussen de behandeling van een onzelfstandige werkruimte bij ondernemers met een huurhuis en met een koophuis. Deze ongelijkheid is door de nota van wijziging nu weer rechtgetrokken. Kosten voor een zelfstandige werkruimte in zowel een koophuis als een huurhuis blijven gewoon aftrekbaar.

25okt/16
administratie rekenhulp lijfrente

Rekenhulp lijfrentepremie 2016 beschikbaar

administratie rekenhulp lijfrenteDe Belastingdienst heeft het volgende bekendgemaakt:
‘Hebt u in 2016 premies betaald of stortingen gedaan voor een lijfrente? Bereken dan nu uw jaarruimte met de rekenhulp Lijfrentepremie 2016.
Met de rekenhulp Lijfrentepremie 2016 berekent u naast uw jaarruimte ook uw reserveringsruimte. Dat is het niet-benutte deel van uw jaarruimtes uit 2009 tot en met 2015.
Na de berekening weet u hoeveel betaalde lijfrentepremies en inleg u maximaal mag aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting.
Bereken nu uw jaarruimte met de Rekenhulp Lijfrentepremie 2016‘.

20okt/16

Werkzaamheden sporadisch, geen ondernemersschap

Een adviseur die slechts gedurende twee jaren in het Handelsregister was ingeschreven, een beperkt aantal klanten had en slechts sporadisch werkzaamheden verrichtte, kon volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet worden aangemerkt als ondernemer.

Een belastingplichtige die na een langdurige verblijf in het buitenland in 2009 in Nederland terugkeert start diverse adviesactiviteiten op waarbij hij zich op basis van ‘no cure, no pay’ laat betalen. In 2009 en 2010 verricht hij zo werkzaamheden voor twee stichtingen. De opbrengsten zijn belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Met ingang van 1 januari 2011 heeft hij  zich als financieel adviesbureau laten inschrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Hij ontvangt een lening in dat jaar waarbij duurzaam ondernemerschap een van de voorwaarden is en plaatst een advertentie in een lokaal dagblad. In 2011 vertegenwoordigt hij dertien beleggers in een beleggingsfraudezaak en verricht hij financieel-economische dienstverlening ten behoeve van een klant. In 2012 verricht hij financieringsinspanningen ten behoeve van de Duitse investeringsgroep. In 2011 en 2012 heeft hij zich ook bezig gehouden met andere projectmatige activiteiten maar hij heeft daarmee geen omzet behaald en is dienaangaande geen schriftelijke overeenkomsten met derden aangegaan. Vanaf 2013 behaalt hij geen resultaten meer uit zijn activiteiten. Met ingang van 31 december 2012 heeft hij zich ook uit het Handelsregister uitgeschreven.
Met de inspecteur is in geschil of zijn inkomsten in 2011 en 2012 moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming en of hij recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. De inspecteur bestrijdt dat er sprake is van ondernemerschap.
Volgens het hof moet bij de beoordeling of sprake is van een onderneming onder meer gelet worden op de volgende factoren:

  1. de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;
  2. de grootte van de brutobaten;
  3. de winstverwachting;
  4. het lopen van (ondernemers)risico;
  5. de beschikbare tijd;
  6. de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheid wordt gegeven;
  7. het aantal opdrachtgevers;
  8. het spraakgebruik.

Het hof overweegt dat op de belanghebbende, bij gemotiveerde betwisting door de inspecteur, de last rust om het ondernemerschap aannemelijk te maken. Volgens het hof slaagt hij daarin niet. Met name ten aanzien van de factoren duurzaamheid, winstverwachting, bekendheid naar buiten en aantal opdrachtgevers komt het hof tot het oordeel dat van ondernemerschap geen sprake is. Bovendien heeft de man de bedoelde activiteiten slechts gedurende twee jaren uitgeoefend, heeft hij slechts gedurende deze twee jaren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven gestaan en is niet gebleken van investeringen van enige omvang.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 4-10-2016, 15/01373 t/m 15/01376 (ECLI:NL:GHARL:2016:7885)

20okt/16

Gastouder is geen ondernemer

Gastouders die na bemiddeling door een gastouderbureau kinderen opvangen, kunnen door de vereisten in de Wet Kwo volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet worden aangemerkt als ondernemer. De gastouder bezit te weinig zelfstandigheid om als ondernemer te kunnen worden aangemerkt.

Een gastouder heeft in 2007 bemiddelingsovereenkomsten gesloten met twee gastouderbemiddelingsbureaus. In deze overeenkomsten is opgenomen dat de gastouder onder eigen verantwoordelijkheid kinderopvang biedt en uitvoert. De bemiddelingsbureaus bemiddelen tussen de gastouder en de ouders (die bij hun staan ingeschreven) en begeleiden het tot stand brengen van de kinderopvang. Tussen de stichting en het gastouderbureau bestaat geen arbeidsverhouding, alleen een zuivere bemiddelingsverhouding.

Met ingang van het jaar 2010 heeft de gastouder haar inkomsten in haar aangifte IB aangegeven als winst uit onderneming en gebruik gemaakt van de ondernemersfaciliteiten. In de jaren daarvoor werden de inkomsten opgegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. De aangifte IB 2011 wordt door de inspecteur gecorrigeerd. Naar een daartegen ingesteld beroep wordt de gastouder door Rechtbank Noord-Nederland in het gelijk gesteld. De inspecteur gaat tegen deze uitspraak in beroep bij het hof.
Vaststaat dat de gastouder in 2011 1.849 uren als zodanig werkzaam is geweest. Vraag is echter of de werkzaamheden als winst uit onderneming kwalificeren. Er is sprake van een zelfstandig uitgeoefend beroep als de gastouder onder eigen naam, voor eigen verantwoordelijkheid en voor eigen risico heeft gehandeld. Volgens de Hoge Raad is van een zelfstandig uitgeoefend beroep sprake als de belastingplichtige bij zijn werkzaamheden voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van de opdrachtgevers, niet slechts incidenteel opdrachten aanvaardt maar streeft naar continuïteit door het verkrijgen van verschillende opdrachten en ondernemersrisico loopt.

Op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wet Kwo) worden strikte eisen gesteld aan bemiddelingsbureaus en, afgeleid daarvan, aan een gastouder. Zo wordt gereglementeerd aan welke vereisten bemiddelingsbureaus en gastouders moeten voldoen. De verplichtingen die uit de Kwo en de daarop gebaseerde regelgeving voortvloeien hebben invloed op de inhoud van de werkzaamheden en de wijze waarop deze door de gastouder moeten worden verricht. Bovendien wordt van het bemiddelingsbureau verwacht dat deze de naleving van de wet- en regelgeving door de gastouder nauwgezet controleert en handhaaft. Daarnaast bestaat slechts recht op kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang als deze opvang plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd bemiddelingsbureau. De gastouder heeft geen zelfstandig declaratierecht en zij heeft geen werkzaamheden verricht door tussenkomst van andere zorgaanbieders dan de bemiddelingsbureaus. Daarmee is de gastouder volgens het hof dusdanig afhankelijk van haar opdrachtgevers dat niet kan worden geoordeeld dat zij over de voor het ondernemerschap noodzakelijke zelfstandigheid beschikt.
Daarbij maakt het niet uit dat sprake is van continuïteit van werkzaamheden, dat er een (bescheiden) debiteurenrisico wordt gelopen, dat gastouder in beginsel haar uurtarief zelfstandig kan bepalen en dat er in zekere mate een inkomensrisico wordt gelopen dat direct is gerelateerd aan het aantal op te vangen kinderen. Van enig investeringsrisico is voorts niets gesteld of gebleken. Het risico dat de gastouder geen werkgarantie heeft en bij vakantie of ziekte niet wordt betaald is niet van dien aard dat om die reden toch tot ondernemerschap zou moeten worden geconcludeerd. De conclusie van het hof is dat de gastouder onvoldoende zelfstandigheid heeft ten opzichte van het bemiddelingsbureau. Vaststaat dat de gastouder alleen door tussenkomst van de bemiddelingsbureaus wordt ingeschakeld voor de kinderopvang. Daarbij ligt een directe relatie met de wettelijke vereisten van de kinderopvangtoeslag.

 

18okt/16

Gebrek factuur, maar toch aftrek van BTW

Als een factuur een gebrek heeft, mag een BTW-ondernemer in ons land vaak de BTW niet aftrekken. Het Europese Hof van Justitie heeft nu aangegeven dat deze regel te streng is en dat de BTW toch mag worden afgetrokken als de ondernemer met aanvullende stukken deze aftrek kan aantonen.

Het Europese Hof van Justitie heeft in twee zaken aangegeven dat landen niet zomaar de BTW-aftrek kunnen weigeren enkel en alleen omdat een factuur niet aan de factuurvereisten voldoet. Een belastingplichtige moet de aftrek namelijk ook kunnen bewijzen aan de hand van aanvullende documentatie. In de ene zaak van het Hof was het BTW-identificatienummer niet opgenomen en in de andere zaak was sprake van een gebrekkige omschrijving van de geleverde diensten. De fiscus weigerde door deze gebreken de aftrek van de BTW.

Deze uitspraken zijn een verruiming van het Nederlandse beleid. In ons land worden lichte gebreken nog wel eens toegestaan, maar de uitspraken van het Hof gaan een stuk verder. Gebreken in een factuur zijn namelijk geen absolute reden om aftrek te weigeren. Maar hoever deze gebreken mogen gaan om nog te voldoen aan de definitie van een factuur in de BTW-richtlijn, daar moet nog wel wat duidelijkheid over komen.

18okt/16

Belastingdienst onder curatele

 

De Belastingdienst is onder curatele gesteld door de staatssecretaris en minister van Financiën vanwege de fouten die bij de vertrekregeling binnen de fiscus gemaakt zijn. Deze maatregel is genomen om de cultuur binnen de Belastingdienst te veranderen.

Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft moeten toegeven dat er een heleboel rammelde aan de vrijwillige vertrekregeling bij de Belastingdienst. De besluitvorming was te haastig en onzorgvuldig. Er schreven zich ten eerste veel meer mensen in voor de regeling dan verwacht. Ten tweede krijgen aangemelde werknemers die net voor hun pensioen zitten op deze manier een mooie vertrekpremie mee. Hierbij is echter wel sprake van een niet meer toegestane VUT regeling, waardoor de Belastingdienst zichzelf een naheffing moet opleggen. Met deze naheffing was geen rekening gehouden bij de start van de regeling. Ook moest Wiebes erkennen dat over een half miljard euro geen advies was gevraagd aan een commissie, die juist was ingesteld om toe te zien op een juist verloop van de regeling.

Volgens Wiebes is er ten aanzien van de vertrekregeling te veel vertrouwd op informele contacten binnen een kleine kring. De cultuur van autonomie moet daarom worden aangepakt binnen de Belastingdienst. Hij heeft nu dan ook besloten de dienst onder streng toezicht te plaatsen. De Inspectie der Rijksfinanciën gaat daarom toezien op de uitgaven van de Belastingdienst. Daarnaast gaat een commissie van wijze heren en dames onderzoeken hoe besluiten bij de fiscus totstandkomen. De aanbevelingen van deze commissie worden in december verwacht.

18nov/15

Spelregels BTW aangifte en betaling

Ik ben laatst weer geconfronteerd met een ondernemer die een boete van € 50.- moet betalen omdat hij een fout heeft gemaakt bij het overmaken van de verschuldigde omzetbelasting aan de belastingdienst. Dit naar aanleiding van zijn kwartaalaangifte. Het overgemaakte bedrag week met € 3.- negatief af van de aangifte !!

Heel in het kort wil ik hierbij daarom uiteenzetten wat de spelregels ook weer zijn bij de aangifte en betaling van de omzetbelasting.

De meeste ondernemers vallen onder de kwartaalaangifte. Dit betekent dat er 4 keer per jaar een aangifte omzetbelasting ingediend moet worden. Er bestaan ook jaar en maandaangiftes, maar daar moeten de omstandigheden naar zijn en kunnen we verder voor dit verhaal terzijde schuiven.

Bij kwartaalaangifte zijn de aangiftemaanden:

April voor het 1e kwartaal
Juli voor het 2e kwartaal
Oktober voor het 3e kwartaal
Januari nieuwe jaar voor het 4e kwartaal

Aangifte
De aangifte moet bij de belastingdienst binnen zijn in de aangiftemaanden van het betreffende kwartaal. Het niet of te laat indienen levert een boete op van € 65.- Er is een coulanceregeling waardoor er een uitloop mogelijk is van 7 kalenderdagen. Je krijgt dan wel de melding van verzuim, maar geen boete.

Betaling
De betaling op basis van de aangifte moet uiterlijk in de aangiftemaand binnen zijn bij de belastingdienst. Het niet, niet volledig of te laat betalen van de verschuldigde belasting betekent een boete van 3% van het verschuldigde bedrag of in ieder geval minimaal € 50.-. Dus op de laatste dag van de aangiftemaand alsnog snel het verschuldigde bedrag overmaken of een typefoutje kan een duur grapje zijn.

Ook voor de betaling is er een coulanceregeling van 7 kalenderdagen, maar deze coulance is afhankelijk of de vorige aangifte wel op tijd betaald is. Is dat het geval dan mag rekening worden gehouden met 7 kalenderdagen. Anders niet.

Je mag erop vertrouwen dat ik zorg draag dat de aangiftes omzetbelasting altijd op tijd worden ingediend. Dit houd ik namelijk in de gaten. Waar ik niet voor kan zorgen is de correcte betaling op basis van de aangifte. Direct na de aangifte krijg je van mij per mail de aangifte in PDF waarop de eventuele betaling verricht kan worden. Doe dit op tijd, correct en let ook goed op het betalingskenmerk. Er zijn leukere bestemmingen te bedenken met € 50.- !!

Met vriendelijke groet,

Ramon Leffers Bc

Heffing Box 3 bezwaar maken

Heeft u een vermogen boven het wettelijke vrijgesteld bedrag dan moet u hierover belasting betalen in Box 3. Dit komt neer op 1,2 % over uw vermogen. Een recent arrest van de Hoge Raad heeft misschien gevolgen voor deze heffing omdat het mogelijk strijdig is met Europese regels. Het kan namelijk gezien worden als een buitensporige last.

Op dit moment is er nog geen duidelijkheid. Om uw rechten op eventuele teruggaaf van belasting te behouden is het echter wel verstandig om bezwaar aan te tekenen. Het indienen van is alleen mogelijk als de aanslag nog niet definitief vaststaat. Dit is binnen 6 weken na de definitieve aanslag.